Eigenschappen van een digitale camera
Ga je digitale camera’s vergelijken, dan loop je ongetwijfeld tegen een heleboel termen aan die vragen oproepen. Megapixels, optische zoom en sluitertijden… je hebt er vast al eens van gehoord maar het is best lastig om aan de hand daarvan te beoordelen wat de beste compactcamera is. Daarom zetten we om te beginnen eerst eens de belangrijkste eigenschappen van je digitale camera op een rijtje.
Megapixels en resolutie
Het aantal megapixels van een digitale camera is vaak de eerste eigenschap die je tegenkomt. Hiermee wordt de resolutie van een fotocamera aangeduid, wat eigenlijk aangeeft hoe scherp de foto’s zullen worden. De beeldsensor van een camera is een sensor vol lichtgevoelige puntjes, waarbij elk puntje één pixel is. Een megapixel staat gelijk aan één miljoen pixels.
Vaak wordt gedacht dat een hoger aantal megapixels automatisch betekent dat de camera beter is, maar dat is niet helemaal zo. Het aantal megapixels is vooral een indicatie van het formaat waarop je de foto’s nog scherp kunt afdrukken. Wil je foto’s op posterformaat afdrukken, dan komt een digitale camera met 20 megapixels goed van pas. Voor de meeste foto’s tot A4-formaat heb je aan 10 megapixels al meer dan genoeg.
Lens en zoomfunctie
Naast de resolutie in megapixels zijn vooral het type lens en de zoomfunctie belangrijk voor de kwaliteit van je foto’s. Bij lenzen wordt vaak een waarde in millimeters (mm) vermeld, deze geeft de brandpuntsafstand aan: de afstand tussen het midden van de lens en de beeldsensor van de camera.
Hoe kleiner deze afstand is, hoe meer je in het beeld kunt vangen. Groothoeklenzen hebben daarom bijvoorbeeld een kleine brandpuntsafstand onder de 35 mm. Een grote brandpuntsafstand betekent juist dat je objecten van ver weg heel dichtbij kunt halen. Telelenzen hebben daarom een brandpuntsafstand van soms wel meer dan 300 mm.
Daarmee komen we ook gelijk bij de zoomfunctie van een digitale camera. Hierbij wordt er onderscheid gemaakt tussen digitale zoom en optische zoom. Bij digitale zoom wordt er ingezoomd op beeld dat al is vastgelegd, waarmee je vaak ook wat aan beeldkwaliteit verliest. Beter is een digitale camera met optische zoom, die het beeld ook daadwerkelijk dichterbij haalt.
Video
Naast fotograferen kun je met de meeste digitale camera’s ook video’s opnemen. Vind je dit belangrijk, kijk dan ook naar de videoresolutie van je nieuwe camera. Hou er wel rekening mee dat het geheugen sneller vol raakt wanneer je naast foto’s ook video’s op gaat nemen.
Handmatige en automatische functies
Veel mensen vinden een digitale fotocamera prettig omdat veel instellingen al automatisch geregeld worden. Daardoor is de kans dat een foto mislukt veel kleiner en heb je meer plezier van je camera. Je ziet op veel camera’s dan ook speciale standen voor bijvoorbeeld sportfotografie, foto’s in het donker, landschappen, close-up foto’s en nog vele andere scenario’s. Dit worden AE-programma’s genoemd.
Ook een beeldstabilisator vergroot de kans op geslaagde foto’s. Deze corrigeert automatische kleine handbewegingen, wat vooral handig is bij inzoomen of foto’s waarbij je een langere sluitertijd gebruikt. Maak je veel foto’s van vrienden en familie, dan is een automatische lachdetectie interessant. De camera detecteert dan wanneer een persoon lacht en maakt op precies dat moment de foto.
Handig, al die automatische functies, maar als je je een beetje in fotografie hebt verdiept wil je misschien juist sommige functies zelf kunnen instellen. Gelukkig zijn er ook compactcamera’s die je die mogelijkheid bieden. Je kunt dan denken aan het instellen van:
• Scherpstelling: zo bepaal je op welk object in het beeld de focus wordt gericht. Je kunt dan bijvoorbeeld scherp instellen op een gezicht, terwijl de achtergrond wat waziger is.
• Sluitertijd: hiermee bepaal je hoe lang de sluiter open blijft staan. Met een lange sluitertijd kun je bijvoorbeeld bij weinig licht nog mooie foto’s maken.
• Diafragma: met het diafragma regel je de hoeveel licht die op de beeldsensor valt, wat de hoeveelheid scherptediepte van een foto bepaalt. Dat is de grootte van het gebied dat scherp in beeld kan worden gebracht.
Geheugen
Ga je een digitale camera kopen, dan is het ook verstandig om te kijken naar het geheugen en de mogelijkheden om dit uit te breiden. De meeste camera’s beschikken over een intern geheugen, maar dat betekent dat je je fotocamera meestal via een kabel aan een computer moet koppelen. Er zijn echter ook camera’s die beschikken over Near Field Communication (NFC). Hierbij heb je geen snoer nodig maar hoef je de camera alleen tegen een ander apparaat met NFC-connectie aan te houden.
Het is ook prettig als een camera de mogelijkheid biedt om externe geheugenkaarten te plaatsen. Zo kun je eenvoudig van geheugenkaartje wisselen als de ene vol is. Bovendien schuif je deze weer eenvoudig in een laptop of computer om je foto’s verder te bewerken of op te slaan. De vraag is dan natuurlijk hoeveel geheugen je extern of op een geheugenkaart nodig hebt. Uitgaande van een digitale camera met 12 megapixels en foto’s in het standaard JPEG-formaat kun je ongeveer de volgende verdeling aanhouden: